T. 06 – 46 23 66 65
jun 09

Bloemkoolervaringen

Bloemkoolervaringen

Sinds weken is de lucht weer eens gemêleerd grijs in plaats van strakblauw. Een gekke gewaarwording, maar niet onprettig. Het is rustig buiten en koel. Windstil, tien graden. Ik voel een aangename kalmte als ik me op weg maak naar LandinZicht. Dat is de naam waar ‘mijn’ groentetuin naar luistert. Dit is week twee, dus ik ken de mores van coronagarden al. Bij aankomst eenrichtingsverkeer en de krijtletters op de weg geven de route aan. ‘GroenteinZicht’ was misschien een nog betere naam geweest.

Het eerste wat me opvalt: de appeltaartboom, zo iel zijn stammetje nog is, staat ineens met grote witte bloesem opgetogen in bloei. Alsof hij er zelf een beetje beduusd van is: ‘Kijk mij nou, ik doe het?!’ Vervolgens wordt mijn aandacht getrokken door een medeoogster op zoek naar de sla. Tuinman Wietse antwoordt droog: ‘Sla? Die is op!’, om vervolgens met een vette grijns een paar vrolijk rood-wit geblokte theedoeken op te tillen waaronder de meest weelderige kroppen sla tevoorschijn komen. ‘Nah, dat kan niet?! Die heb je in de supermarkt gehaald’, roept medeoogster uit. Ja, we zijn het hier over het algemeen klein en fijn gewend. Puur natuur groeit het wat langzamer en smaakt het intenser. Maar nee, nix geen sjoemelsla. Bij deze kroppen betreft het exemplaren uit de kas alwaar ze gekoesterd in haast tropische warmte de afgelopen weken hun vet groene bladeren konden ontplooien. Vet mooi.

 

En toen was er een kruiwagen vol met heel veel blad en, oh ja, hier en daar een lief, klein bloemkooltje. Bij gebrek aan konijn thuis, vraag ik me hardop af wat ik van al dat blad nou eens voor culinairs kon toveren Niet getreurd, we leren hier van elkaar. Een aardige ervaringsdeskundige spijkert me bij. Ik moet de nerven verwijderen, de bladeren in reepjes snijden en vervolgens op het laatst toevoegen aan de bouillon. Klaar is de kok. Hoe zou dit blad smaken, denkt mijn brein terwijl het groen al tussen mijn kaken zit. Hm, ik proef geen bloemkool, maar er zijn groene bladachtigen die minder smaak aan de dag leggen. De  bloemkoolervaringsdeskundige wordt nieuwsgierig en volgt mijn voorbeeld.

En die nerven dan? Wat nou, niet eetbaar? Sinds ik hier kom, ben ik gewend dat je alles kunt eten. ‘Wat doe jij nou?’, roept Wietse met een meewarige blik als ik net de rib van een bloemkoolblad in mijn mond prop. ‘Nou, ze zijn toch niet giftig?’, informeer ik nog snel voor de zekerheid. ‘Tja, de rupsen eten ze ook’, stelt hij, nog steeds een beetje bevreemd over zijn immer wonderlijke clientèle. ‘Misschien dat ik dan toch ooit nog een vlinder wordt’, pruttel ik blij. Even dooreten voor het beste resultaat, dat wel.

Mijn hart is blij, mijn handen zijn vies. Op weg naar de uitgang vind ik, bij wijze van toegift, de paksoi. Door een voorzichtige zon achter het grijs word ik zachtjes uitgezwaaid uit dit argeloze universum. Tot volgende week.