T. 06 – 46 23 66 65
okt 06

‘Ik ben geen zoetebekkie, maar een stroopwafel lust ik altijd’

‘Ik ben geen zoetebekkie, maar een stroopwafel lust ik altijd’

Op bezoek bij de achterkleindochter van een Goudse stroopwafelbakker uit de 19e eeuw ‘. Als ik vanuit het station Gouda, de plaats waar ik in 1912 geboren ben, via de Crabethstraat, Singel en Kleiwegbrug de stad in wandel, dan valt het me op hoe alles veranderd is, helaas. Maar een ding is gebleven: te weten het allerwege aanbod van de echte Goudse stroopwafel.’ Dat schrijft de zoon van stroopwafelbakker Teun Zaal uit Gouda, Dirk Zaal, in 1973. Op een warme dag in 2016 bezoeken we Dirks dochter, en kleindochter van Teun, Yvonne Moeijes, in het groene Bilthoven.

Eerder had zij ons in een bericht al lekker gemaakt met de bijzondere stroopwafelparafernalia uit haar privé-archief van opa Teun. Een foto van het stroopwafelblikje uit 1822 met de naam T. Zaal er duidelijk op lijkt ons het bewijs dat we op het punt staan een nazaat van een van de eerste stroopwafelbakkers van Gouda te ontmoeten. Vers gebakken stroopwafels onder de arm, want ja ook wij hebben een naam hoog te houden, gaan we op weg naar Bilthoven. Een vieve 70er opent de deur met vrolijke blik en heet ons hartelijk welkom, alsof ze niet kon wachten op ons bezoek. Er komt geurige koffie op tafel, onze wafels gaan uit het perkament, en voorzichtig kijken we om ons heen of we ergens in de kamer al een hint van bakker Teun kunnen bespeuren.

‘Ik herinner mij mijn opa nog goed. Voor zover ik weet, was ik zijn lievelingskleinkind, van de acht in totaal. Hij at altijd de spruitjes van mijn bord die ik niet lustte. In de tijd dat ik hem heb gekend, was hij al gestopt met de bakkerij en woonde hij in Zeist’, vertelt kleindochter Yvonne. Haar vader werd geen bakker. ‘Hij hield wel van koken, een beetje verfijnde gerechten het liefst. Dat kon hij goed. Alleen was de keuken een puinhoop na afloop’, lacht zij. ‘En een broer van mijn vader kwam wel in de kook- en bakkunst terecht. Hij bakte heerlijke roomboterkoekjes.’ Mijn opa overleed in 1950, op mijn 5e. Ik voel nu nog de boosheid dat ik niet mee mocht naar zijn begrafenis. Dat vond men toen niets voor kinderen. Verontwaardigd was ik.’

Een bruin lederen boekje

Opa werkte al niet meer als bakker vanaf het moment dat Yvonne zich hem herinnert, dus geen verhalen van kleine Yvonne die bij haar opa in de bakkerij haar eerste stroopwafel proefde en haar vingertjes brandde aan de stroop. ‘Ik ging wel regelmatig met mijn vader mee naar Gouda, bijvoorbeeld naar de oude dienstbode van de bakkerij die aan de Tiendeweg woonde. We gingen dan wel eens wat drinken bij De Zalm, naast de oude zaak. Dat was een begrip in die tijd. Ik genoot ervan om met mijn vader mee te gaan. “Je bent een echt Zaaltje”, zeiden de mensen dan tegen me.’

Yvonnes vader, zoon van de confiseur, had wel interesse in de achtergrond van zijn vader Teun. Zorgvuldige bewaarde hij een klein boekje met bruine, lederen kaft, met prachtig oud handschrift. En nu behoort het aan Yvonne toe. Het ziet er ondertussen wat verfomfaaid uit. Hier een daar is een bladzijde van ouderdom losgeraakt, en bij sommige pagina’s ontbreekt een hoekje. We hebben het over het oude aantekeningenboekje van opa Teun uit de bakkerij. Met recept voor Siroopwafels, en eentje voor Suikerwafels. ‘”Herfst bakt stroopwafels, Kamphuisen suikerwafels”, dat zei mijn opa altijd.’

Twee medailles

Uit het papieren boodschappentasje van Yvonne komt nog meer tevoorschijn: een bronzen en een zilveren medaille van de Tentoonstelling voor Bakkerij, Maalderij en Kookkunst in Den Haag in 1898. Yvonne weet niet of Teun de prijzen won voor zijn stroopwafels of voor sprits, die hij ook bakte. Verder koestert zij nog een stroopwafelblikje en een papieren verpakkingszakje, nog helemaal intact: ‘Speciaal Adres voor Echte Goudsche Siroopwafels, Opgericht 1822, Allerwege Bekroond’. Hoe oud het zakje en het blikje zijn weet zij niet. Duidelijk is wel dat bakker Teun trots was op het feit dat de zaak terugging tot 1822, toen nog gevestigd aan de Turfmarkt 73. Wie de oprichter was, is onbekend. Ook een bezoek aan het streekarchief en wat speurwerk van de uiterst geduldige en behulpzame archivaris in de aantekeningen van het kadaster kon dat niet ophelderen. Wel kwamen we daar te weten dat Teun nog een broer had, Nicolaas, die ook banketbakker werd.

Over piano’s en stroopwafels

Uit Dirks aantekeningen weet Yvonne dat opa Teun ook ‘uitzendingen verzorgde voor diners’ – catering zouden we nu zeggen. En hij was getrouwd met de jongste dochter van kaaskoper Dirk de Bruin. Het pand aan de Markt 32, waar confiseur Zaal later zijn winkel vestigde, was eigenlijk bedoeld voor zijn zwager om er een orgel- en pianozaak te vestigen. Die voelde er alleen niets voor en bleef liever muziekleraar. Toen was het Teuns beurt, die na enig aarzelen zijn winkel verhuisde. Volgens de overlevering werd die vestiging een groot succes. Teun Zaal verzond dicht gesoldeerde blikjes met stroopwafels, zoals Yvonne er nog eentje bewaart, naar Indië en Amerika. Voornamelijk voor Nederlandse emigranten aldaar. De stroopwafel was ook toen al een heimweekoekje. Yvonne: ‘Ik ben geen zoetebekkie. Ik heb liever een saucijzenbroodje dan een gebakje. Maar een stroopwafel lust ik altijd.’ Dat zou opa graag horen.